maandag 19 maart 2012
Toen ik nog een meisje had
Toen ik nog een meisje had
Haakten haar vingers al
In mijn hand
Voordat ik de hare
Kon vastpakken.
Toen ik nog een meisje had
Hield ze mijn hand vast boven mijn hoofd,
Omdat ze droomde
Over samen verder lopen-
Haar ogen
Naar voren gericht,
Mijn hoofd licht
Op haar schouders, omsingeld
Door mijn armen.
Toen ik nog een meisje had
Was de hoop
Op de Dood
Als klap op de vuurpijl
Aan het einde
Van ons pad
De kroon op het liefdeslevenswerk.
Toen ik nog een meisje had
Zal als de dag van gisteren blijven hangen,
Door mijn hoofd spoken
Zoals de wallen
Onder mijn ogen in mijn spiegelbeeld,
De handen leeg-
Kleine littekens vermoeden
Achtergelaten krassenkussentjes van haar hart.
Toen ik nog een meisje had
Zag ik de zachtheid die bedoeld
Was om te helen als 'goed'
Zoek was, losbarstte in een traan en gelach,
De handpalmen die naadloos in elkaar
Verstrengeld waren tot op de dag
Van vandaag.
Zoek
'Goed', goed is anders
Dan het eerste ontmoeten, zonder harten
In handen is angstig handelen-
Breekbare spanning als afgeknepen
Tong die maar blijft slissen.
Toen ik
Nog een meisje had,
Zo'n meisje dat ik nu, dat ik nu nog meisje mag
Noemen, zo'n 'meisje dat ik nog moet'
Spreken.
M.S.
Labels:
gedicht,
liefde,
Miguel Santos,
nieuw,
poëzie,
voordragen
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten